Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies van het oog samenvallen. Bij het normale oog zorgt de breking van het licht door het hoornvlies en de lens ervoor, dat bij het zien in de verte op het netvlies een scherp beeld ontstaat. Scherp stellen voor dichtbij gebeurt door het instellen van de ooglens; dit heet accommoderen. Je kunt dit vergelijken met een fotocamera: door de fotolens te verstellen zorg je ervoor dat binnenvallende stralen zo door de lens worden gebroken, dat ze precies op de film (het netvlies) samenkomen. Je foto (beeld) wordt dan scherp. Wanneer de sterkte van hoornvlies en ooglens niet goed in verhouding staan tot de lengte van de oogbol dan vallen de lichtstralen uit de buitenwereld bij het in de verte kijken niet precies samen op het netvlies. Er is dan geen sprake van een oogziekte of -zwakte, maar van een refractie- of brekingsafwijking.
De vier meest voorkomende refractie afwijkingen zijn:
Refractie afwijkingen kunnen worden gecorrigeerd met behulp van een bril, contactlenzen of een brilvervangende ingreep; Ooglaserchirurgie of een behandeling met refractieve implantlenzen.